vrijdag 5 februari 2010

Doke van Dieren

Creatief Schrijven I (Het Koorenhuis, oktober 2009-januari 2010)

Barsten van geweten

Hij is wakker voordat de wekker afgaat. Zachtjes, om zijn vriendin niet wakker te maken, kruipt hij uit bed. Het is nog donker, maar hij voelt zich verbazingwekkend fit vandaag. Hij loopt naar de wijde open keuken en gluurt even door een kier tussen de gordijnen voor de grote ramen. Paarsroze wolken die nog net niet genoeg zonlicht doorlaten om het water te laten glinsteren. Ja, dat is een van de redenen waarom ze dit huis hebben gekocht.

Eerst maar eens koffie. Het glimmende espresso-apparaat, dat hij altijd zorgvuldig schoonmaakt, staat aan de andere kant van de keuken, midden op het aanrecht. Maar hij houdt dan ook van goede koffie, niet van die slappe bakkies die naar kattenpis smaken. Hm, geen bonen meer. En de zak Lavazza-bonen – je zal maar zonder komen te zitten – staat niet zoals gewoonlijk naast het apparaat. Is Maartje soms weer bezig geweest de boel opnieuw in te richten? Hij opent een keukenkastje.
– ‘Wat zoek je?’
Hij draait zich met een ruk om. Maartjes bruine haar zit in de war en haar ogen kijken hem slaperig aan alsof ze in allerijl uit bed is gesprongen. Ze hoeven toch niet per se samen te ontbijten?
– ‘Ook goeiemorgen. Wil je niet uitslapen?’
Ze geeuwt. ‘Ik ontbijt liever samen met jou.’

Hij kijkt in het keukenkastje. Wat zoekt hij? Hij pakt een kom en zet hem op het aanrecht. Hij opent de grote Amerikaanse koelkast, pakt de yoghurt en zet hem op tafel. Het is een oude houten tafel die om de zoveel tijd geolied moet worden. En even geschuurd, ziet hij, want er zitten twee rode kringen op van wijn. Ja, hij houdt van mooie spullen. Gelukkig word je toch niet. Tenminste, de meeste mensen die hij kent zijn dat niet. Dus dan kan je maar beter zorgen dat je zelf het leven wat makkelijker maakt.

Hij draait zich om, opent het keukenkastje, pakt een kom en gaat aan tafel zitten.
– ‘Muesli?’ vraagt Maartje
– ‘Oh ja, tuurlijk.’
Ze pakt de kom en de muesli die op het aanrecht staan en gaat naast hem zitten.
– ‘Koffie?’ vraagt hij, terwijl hij opstaat en naar het espresso-apparaat loopt. ‘Hé, geen bonen. Zijn alle bonen op? Waar is de zak?’
– ‘Wacht maar,’ zegt ze, ‘laat mij maar.’

Hij kijkt naar buiten over het water. Een paar golfjes breken het oppervlak onder een stralende middagzon. Wanneer hebben ze voor het laatst voor het huis gezeten om daarvan te genieten, met een goede fles wijn? Hij kan het zich niet heugen. Dan is het zeker te lang geleden. Hij opent het raam om de warme zon binnen te laten, maar in plaats daarvan blaast een kille herfstbries de keuken in.

De bel gaat. Verstoord draait Joost zich om. Ze verwachten toch niemand? Als het een van die verkopers is die eerst voor je deur staan te roken en hun peuken op de grond achterlaten, dan zal hij hem eens flink in de zeik nemen. In een paar stappen loopt hij door de keuken.

Stemmen in de gang. Nick, de eigenaar van het Italiaanse cafeetje op de hoek, en Maartje, in een stevige omhelzing.
– ‘Hé, Nick, man, tijd niet gezien! Maak je het niet te gezellig met mijn vriendin?’
De twee laten elkaar snel los en Nick antwoordt: ‘Ik zou niet durven, dat weet je toch?’ De grote blonde man kijkt Maartje van opzij aan terwijl hij het zegt.
– ‘Gelukkig maar, want ik zou jullie allebei niet kunnen missen! Dan moet ik in mijn eentje die fles wijn opdrinken die ik ga openmaken.’ Maartjes gezicht betrekt. Heeft hij iets verkeerds gezegd? Nick zegt niets en haalt zijn schouders op.

Hij loopt naar de open keuken, waar het koud is. Een verdwaald herfstblaadje dwarrelt naar de grond. Waarom staat het raam wagenwijd open?
– ‘Waarom staat het raam open?’ vraagt Maartje, maar ze lijkt geen antwoord te verwachten en doet het snel dicht. Nick loopt achter haar aan de keuken in.
– ‘Nick, jongen, leuk dat je er weer eens bent! Alles goed met de zaak? Je hebt niet meer zoveel tijd voor ons, hè, nu het zo goed loopt. Wil je wat drinken?’
Joost hurkt voor het wijnrek en fronst. Alle vakken zijn leeg, dat is nog nooit voorgekomen. Is dit soms een grap? Langzaam staat hij op en kijkt de keuken rond. Hij heeft het gevoel dat er iets ontbreekt. Waarom hebben ze ook niet voor glazen deurtjes gekozen toen ze de keuken lieten inrichten?
– ‘Joost, Nick is er. Waarom ga je niet zitten, dan zetten wij even een lekker kopje koffie.’

Maartje en hij zitten tegenover elkaar, Nick tussen hen in aan de korte kant van de tafel. Het eten is heerlijk, huisgemaakte pasta en alleen verse ingrediënten, op zijn Italiaans. Altijd als Nick komt eten, komt het er eigenlijk op neer dat hij voor hen kookt.
– ‘Waarom maak je geen restaurant van je café? Ik ken niemand die zo lekker kan koken. Behalve Maartje en ik dan, als we afspreken dat een van ons de baas mag spelen.’
Hij schudt zijn hoofd: ‘Pure zelfbescherming. Ik ben bang dat ik het dan als een verplichting ga voelen, dat ik er dan geen plezier meer in heb. En dan heb ik natuurlijk niet zomaar tijd meer om een beetje voor jullie te zorgen.’ Hij glimlacht, maar het klinkt niet helemaal als een grapje.
– ‘Gelukkig kunnen we ook voor onszelf zorgen. Let maar eens op.’ Joost lacht hard en kijkt in de grote pan die op tafel staat. Pasta, hmm, daar lust hij wel wat van. Het lijkt niet veel voor drie goede eters, maar dat is altijd zo met die grote pastapannen. Trouwens, hij heeft toch niet bijzonder veel honger vanavond. Hij pakt de opscheplepel.
– ‘Nee, Joost. Je hebt genoeg gehad.’ Maartje pakt de lepel uit zijn hand terwijl hij haar verbaasd en geërgerd aanstaart.
– ‘Waar heb je het over, genoeg gehad? Ik heb nog niet eens opgeschept.’
– ‘Jawel, Joost, dat heb je wel! Kijk voor je op tafel!’
Hij kijkt voor zich op tafel. Daar staat een leeg bord, met nog een paar vegen rode pastasaus. Dat kan niet van hem zijn.
– ‘Dat is niet van mij.’ Als hij opkijkt, ziet hij een traan over Maartjes wang lopen. Nick ziet bleek en kijkt hen om beurten aan.
– ‘Van wie dan, Joost, van wie dan? Hoe kun je nou niet voelen dat je al gegeten hebt, dat je twee borden pasta naar binnen hebt gewerkt zelfs? Je hebt genoeg gehad! We hebben allemaal genoeg gehad.’
Verbouwereerd gaat hij achterover zitten.

Het is een tijdje stil aan tafel. Maartje kijkt strak de andere kant op naar het water buiten en Nick schuift met zijn vork een stukje pasta op zijn bord heen en weer.
– ‘Goh,’ zegt Joost, ‘is er soms iemand doodgegaan, ofzo. Zullen we maar eens lekker opscheppen?’ Hij trekt de grote pan naar zich toe en pakt de opscheplepel.
– ‘Nee!’ schreeuwt Maartje en begint dan onbedaarlijk te snikken met haar gezicht in haar handen. Nick legt een hand op haar schouder en kijkt alsof hij zijn arm om haar heen wil slaan om haar te troosten, maar trekt dan opeens wit weg, schuift ruw zijn stoel naar achter en rent richting het toilet.

Stemmen in de gang. Joost loopt in een paar stappen de keuken door. Daar staan Nick en Maartje, hij slaat ze vanaf het eind van de gang gade. Nick ziet eruit alsof hij net iets verkeerds heeft gegeten, zij alsof ze heeft gehuild. Waarom? Hij vangt iets op van hun gesprek.
– ‘…spijt me. Mijn maag raakt gewoon overstuur van deze hele situatie. Ik kan het gewoon niet meer aanzien…’
– ‘Nee, het ligt niet aan jou, ik weet wat je bedoelt. Ik probeer het constant te relativeren, maar het wordt alleen maar moeilijker. Ik weet niet hoe lang ik dit volhoud. Oh, Nick, als jij er niet was… maar wat moet ik dan? Ik kan hem niet alleen laten.’
Wat bedoelden ze, hij snapt het niet. Opeens staat hem niet aan hoe dicht ze bij elkaar staan, hoe vertrouwd ze met elkaar praten. Is hij blind geweest voor iets wat zich voor zijn neus heeft afgespeeld? In zijn eigen huis? Hij kan zich geen enkele aanwijzing voor de geest halen, maar waarom zou hij ook. Hij vertrouwt Maartje volledig. Hij moet weten wat er aan de hand is.
– ‘Nick, Maartje, wat is er in godsnaam aan de hand?’ Zijn stem klinkt hard, het is nauwelijks een vraag. Geschrokken kijken de twee op, maar het blijft stil.
– ‘Joost, alsjeblieft,’ begint Maartje, ‘dit is niet wat je…’
– ‘Nee, wacht.’ Nick geeft haar een waarschuwende blik. ‘Joost, wat bedoel je? Ik ben bang dat de zeevruchten in de pasta niet goed meer waren. Ik heb net alles eruit gekotst. Echt, ik voel me klote. Wil je misschien een glaasje water voor me halen?’
– ‘Een glaasje water?’ Hij heeft het gevoel dat hij om de tuin wordt geleid. Maar misschien komt dat verontruste gevoel doordat zijn maag ook van streek is. ‘Ja, tuurlijk, wacht maar even.’ Aarzelend loopt hij weg.

In de keuken kijkt hij om zich heen. De lege borden op tafel, het espresso-apparaat zonder de zak bonen ernaast, het wijnrek zonder flessen – er klopt iets niet. Wat heb je aan mooie spullen als er iets aan ontbreekt? Hij gaat aan tafel zitten en kijkt in de pan. Pasta, lekker. Hij pakt de opscheplepel, schept een portie op en begint net te eten als Maartje binnenkomt.
– ‘Jezus, Joost, kun je alsjeblieft stoppen met eten? Je bent al genoeg aangekomen de laatste tijd.’
Hij kijkt vlug even naar zijn buikje dat inderdaad zijn broekrand verbergt. Aan de andere kant, ze houden toch allebei van lekker eten en drinken? ‘Dat moet jij nodig zeggen, Maartje, alsof jij nog de slankste bent. Moet je zien wat een dikke pens je hebt gekregen!’
Beschermend legt ze haar hand op haar buik terwijl de emoties over haar gezicht schieten, woede, verdriet, onmacht. Ze zakt neer op een stoel.
– ‘Ik ben zwanger, Joost.’
Hij stopt met eten.
– ‘Wat, zwanger? Wanneer… hoe lang al? Waarom heb je me niets verteld? Jezus Christus.’
– ‘Ik heb het je wel verteld, Joost, alleen…’
– ‘Wat een bullshit, alsof ik zoiets zou vergeten! Zwanger. Weet je het zeker? Heb je een test gedaan?’
– ‘Natuurlijk heb ik een test gedaan.’
Hij staart haar ongelovig aan. Als het waar is, waarom heeft ze het dan niet eerder verteld? Ze kijkt hem aan met rode ogen en rode wangen, bijt op haar lip. Moet hij nu blij zijn? Is hij er klaar voor om een vader te zijn? Zijn oog valt op de twee wijnkringen op de tafel en de twijfel slaat toe. Hij wijst: ‘Kun je me dan vertellen wat dit is? Wil je zeggen dat je drinkt terwijl je zwanger bent? Je weet dat ik er nooit van hou om in mijn eentje te drinken!’
– ‘Dat is niet van mij. Dat is van jou en Nick.’
Nick. Er is iets met Nick, iets wat hij moet weten, maar het ontglipt hem. Hij weet zeker dat het belangrijk is, en dat het hem niet aanstaat. ‘Wat heeft Nick hiermee te maken?’
– ‘Hè? Niets. Je vroeg toch zelf…’
Hij staat zo plotseling op dat zijn stoel met een klap omvalt. Haar buik. Nick die vlakbij haar staat. Te vertrouwd. En nu zwanger.
– ‘Het is niet van mij, hè? Het is van hem, onze grote trouwe vriend. Nick, die zo lekker kan koken. Nick, die altijd voor ons klaarstaat, vooral voor jou klaarstaat blijkbaar.’
– ‘Joost, stop! Je weet niet waar je het over hebt. Ja, Nick is een van de weinigen waar ik op kan bouwen, maar ik zou nooit…’
– ‘Ach, hou je bek. Ik heb jullie wel gehoord, je moet niet tegen me liegen.’ Hij begint te ijsberen en schudt zijn hoofd.
– ‘Gehoord? Wat bedoel je?’
– ‘In de gang, toen jullie het erover hadden – ik vind het zo moeilijk, oh Nick, als ik jou niet had...
– ‘Heb je dat echt gehoord, ik bedoel, weet je dat nog?’ Ze kijkt hem met grote ogen aan. Wat reageert ze vreemd, bijna blij, alsof ze deze idiote situatie is vergeten.
– ‘Ja, wat denk je dan, dat ik doof ben? Ik ben niet doof en ook niet dom. Maartje, hoe kun je me dit aandoen, verdomme?’
– ‘Het is niet van Nick, het is jouw kind! Ons kind!’ De tranen springen haar in de ogen, maar niet alleen van verdriet, ook met een sprankje hoop, lijkt het. Hoop waarop? Dat hij dit verhaal zomaar zal accepteren?
– ‘En dat moet ik geloven?’
– ‘Kun je je dan niet meer herinneren? Wacht, onthoud alles wat je zonet zei.’ Ze staat op om naar de gang te lopen, maar blijft dan staan alsof ze hem niet alleen wil laten. ‘Nick, Nick!’
Er komt geen antwoord. ‘Oh nee, hij is vast een ommetje gaan maken.’ Maartje twijfelt maar heel even en pakt de telefoon. Waar is ze in godsnaam mee bezig? Hij wordt zo boos dat hij niet meer helder kan nadenken. Voor hij het weet heeft hij de telefoon uit haar handen gegrist en op de tegelvloer kapot gegooid. Hij schrikt er zo van dat hij verstijft. ‘Sorry, ik...’ Hij weet niet meer wat hij wilde gaan zeggen en staart in plaats daarvan naar de gebroken stukjes op de grond. ‘Ik weet het ook niet meer.’

Hij houdt Maartje vast, terwijl ze op zijn schouder huilt. Zachtjes strijkt hij over haar rug om haar te kalmeren, maar hij weet zelf niet wat er aan de hand is. Buiten is niets te zien, het is donker. Hij voelt zich opeens verschrikkelijk moe.

Wanneer hij de andere kant op kijkt, ziet hij Nick verslagen in de keuken staan. Hoe is hij zomaar binnengekomen? Het kan hem niet schelen ook.
– ‘Maartje, Nick is er. Waarom ga je niet zitten, dan zal ik even een kopje koffie zetten.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten