donderdag 23 december 2010

Kristel Snellen

Korte Verhalen I (Het Koorenhuis, september-december 2010)

Roze olifant

Het volgende verhaal is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Althans, ze zijn gebeurd. Waar is een rekbaar begrip. Sommige waarheden winnen het nooit van de leugens waarin we geloven; andere nemen we mee het graf in. Of in dit geval, een hoge, smalle metalen pot die een beetje op een wijnkoeler lijkt.

De as werd verdeeld tussen mijn zwager en mij; hij een pot die mijn zus Sarah zelf gemaakt had bij haar pottenbakcursus en ik deze wijnkoeler. De helft van Sarah staat op de passagiersstoel van mijn groene Fiatje. Naast haar staat mijn tas met daarin de enveloppen waarop ze in haar zo herkenbare, kinderlijke handschrift heeft aangegeven wanneer en waar ze geopend mogen worden. Het enige wat ik tot nu toe weet is dat ik naar onze geboorteplaats moet rijden. Ik ben op een missie, vertelt de eerste envelop me. Het staat er met grote letters op: ‘Missie Dust in the Wind’. Ik glimlach even.

Terwijl de groene weilanden aan me voorbij trekken en ons geboortedorp steeds dichterbij komt, merk ik dat ik voor het eerst in weken gewoon wat voor me uitstaar en nergens meer op wacht. En heel even voel ik weer die opluchting die ik voelde na het overlijden van Sarah, gevolgd door een lichte paniek. Ja, Sarah is dood en dat neemt een boel praktische zorgen weg. Wat het ook heeft weggenomen is mijn excuus om geen beslissingen te nemen. Eerst was er de schok van de diagnose, baarmoederhalskanker. Toen het ellenlange wachten op uitslagen, daarna het doodvonnis en natuurlijk de slopende ziekte zelf met als onvermijdelijke einde de laatste adem, die mijn zus uitblies nadat ze zelf had besloten dat het nu wel mooi geweest was. De morfine werkte snel en de plannen voor de crematie lagen klaar in een mapje met daarop de tekst ‘Mijn Laatste Feestje’. En al die tijd hoefde ik niets te veranderen. Mijn leven stond op pauze.

Nu, twee maanden na de crematie, begint het besef te komen dat ik niet langer kan doen alsof de wereld stilstaat, terwijl alles om me heen het tegendeel bewijst. Zelfs mijn moeder, die na de crematie verzuchtte dat haar levenslust voorgoed verdwenen was, heeft zich opgegeven voor een cursus line dancing. Intussen begint mijn uitzendbaantje bij het callcenter van een kinderboekenclub steeds vastere vormen aan te nemen en ik ben slechts enkele weken verwijderd van een contract. Sarah had hard gelachen toen ze hoorde dat ik kinderboeken moest gaan verkopen aan jonge ouders. ‘Wat een luizenbaantje!’ had ze geroepen. ‘Dat is zo ongeveer de makkelijkste doelgroep die je kan hebben. Vooral de moeders!’ Ik had dit baantje natuurlijk niet voor niets aangenomen. Teveel moeite en ik zou betrokken kunnen raken. Dat risico loop ik nu duidelijk niet. Het is slechts een korte tussenstop, totdat ik weet wat ik wel wil doen.

Nog vijf kilometer tot het dorp. Sarah had een hekel aan autorijden. Ze probeerde er altijd onderuit te komen en meestal lukte dat ook. Jaap, haar man, maakte er altijd grapjes over, maar hij vond het geen enkel probleem om haar overal naartoe te rijden. Net als dat hij het prima vond om haar kleren te strijken en haar lievelingspasta te koken. Hij vond het niet erg en dat vond Sarah op haar beurt weer niet erg.

‘Waarom haal je die was er niet eerder uit?’ had Joost vanochtend gemopperd vanachter zijn krant, terwijl ik de as van mijn zus voorzichtig uit de kast pakte en in mijn tas zette. ‘Het gaat zo hartstikke stinken!’ Dat ik mijn overleden zus vandaag aan de wind ging toevertrouwen, veranderde blijkbaar niets aan zijn ontevredenheid over mijn functioneren in ons huishouden. Niet dat het me verbaasde. Joost is niet zo’n held als het om ziekte en de dood gaat. Het maakt hem ongemakkelijk. Hij bedoelt het niet slecht, maar hij weet zich gewoon geen houding te geven. Zijn idee van medeleven tonen is het er vooral niet over hebben. En ik kan niet ontkennen dat ik dat niet eens zo vervelend vind. Het is misschien niet perfect, maar het werkt. In ieder geval beter dan de twee heftige liefdes hiervoor, die allebei in een paar maanden tijd van hoge pieken naar diepe dalen naar hartverscheurend liefdesverdriet waren gestort. Al vraag ik me de laatste tijd af hoe lang iemand zonder pieken kan doormodderen.

Ik ben benieuwd waar deze missie me naartoe gaat brengen. Mijn zus kennende wordt het een sentimentele trip down memory lane. Voor haar zoon en dochter had ze een album gemaakt met daarin foto’s, teksten en tekeningen over hun leven samen. Deze road trip is vast mijn album. Er zijn drie bestemmingen, met als startpunt ons dorp. Vanaf daar zal Sarah me de weg wijzen met haar envelopjes, als een hemels gps. Nog even mag mijn leven op pauze blijven staan. Vandaag hoef ik nog geen beslissingen te nemen.

Het is rustig in het dorp. Ik rijd naar de grote parkeerplaats bij de kerk en parkeer naast het bankje waar ik jaren geleden mijn eerste zoen kreeg. Het bankje is nog hetzelfde. De zoenen zijn door de jaren heen beter geworden. Althans, de mijne, weet ik vrijwel zeker. Ik weet niet hoe het Freek vergaan is op dat gebied. Het laatste wat ik gehoord heb, is dat hij getrouwd is met het vriendinnetje dat hij na mij ontmoette. Veel oefening zal hij dus waarschijnlijk niet meer gehad hebben. Ik wil nog even blijven hangen in deze herinneringen, maar het is tijd. Ik pak het stapeltje enveloppen en open met trillende vingers de eerste, om voor het laatst contact te hebben met mijn grote zus. Ik weet dat mensen dingen zeggen als ‘ze kijkt over je schouder mee’ en ‘ze zal altijd over je waken’. Als ze dat zeggen dan knik ik even met een beleefd glimlachje. Maar ik denk dat de dood het einde is. Ik begin te lezen.

Lieve zus,
Daar zitten we dan. Jij in je ouwe trouwe Fiatje en ik waarschijnlijk in een potje naast je. En weer hoef ik gelukkig niet te rijden. Ik weet niet of ik op dat hoopje as na helemaal weg ben of dat ik nog ergens rondhang. Dat is het irritante van doodgaan. Er is nog nooit iemand van teruggekomen om te vertellen hoe het is. Als je die tunnels niet meetelt. Maar goed, we hebben een boel te doen. Je denkt waarschijnlijk dat deze missie je langs plaatsen uit ons verleden zal brengen. Dat is ook zo. Daarnaast is deze missie bedoeld om een aantal losse eindjes aan elkaar te knopen. Het had eerder moeten gebeuren, maar toen werd ik ziek en ging alle aandacht en energie daar naartoe. Het had ook niet anders gekund. Nu ik er niet meer ben is er weer ruimte. Dus lieve zus, jouw eerste missie – en ik hoor je al denken ‘should you choose to accept it’ – is een bezoekje aan Hans. Ja, je leest het goed. Slungelige Hans, mijn eerste liefde. Hans was het perfecte eerste vriendje. Hij is altijd een beetje bij me gebleven en nu wil ik ook een klein beetje bij hem blijven. En dat bedoel ik letterlijk; een klein beetje. Maar het moet ongemerkt. Hans was een heel ander leven, zo lang geleden. Ik weet dat je een manier zal vinden. Hij woont in de Kruisboogstraat, nummer 8. Succes.


Oké, dit is niet helemaal wat ik had verwacht. Maar goed, Hans dus. Ik weet nog hoe hij voor het eerst bij mijn ouders op de bank zat. Mijn zus blozend naast hem. Ze waren inderdaad een mooi stel geweest. Sarah was verdrietig toen ze uit elkaar gingen, maar ze verzekerde me dat het een gezamenlijke beslissing was geweest. Ze waren immers veel te jong en hadden nog een hele zoektocht naar de ware liefde voor de boeg. Zo hoort dat nu eenmaal. Later, toen ze al een tijdje uit elkaar waren, had ik van een vriendin gehoord dat Hans tegen haar gezegd had dat Sarah te preuts was en niet goed zoende, en dat hij het daarom had uitgemaakt. Maar Sarah had hem altijd gezien als het perfecte eerste vriendje en ik had dat maar zo gelaten. Mijn zus had altijd fijne relaties gehad, met als kers op de taart haar huwelijk met Jaap.

Ik stap in de auto en rij naar de straat waar Hans woont. Zijn huis heb ik snel gevonden. Het is een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk die uit slechts drie straten bestaat. De huizen zijn bruin met een horizontale streep van witte bakstenen. Ik blijf nog even zitten. Ik heb geen idee hoe ik deze vreemde missie ga uitvoeren en het niet doen is geen optie. Ik kijk nog een keer naar het huis. De oprit ligt vol met bladeren en af en toe komt er zo’n klein wervelstormpje voorbij dat wat bladeren oppakt en ze een paar keer in het rond gooit. Dan gaat plotseling de voordeur van nummer 8 open. Een lange man met kort donker haar komt naar buiten. Hans. Hoewel hij een stuk ouder is, is het slungelige joch van toen nooit helemaal verdwenen. Ik kijk nog eens naar de eerste envelop. Dust in the Wind. Dan maar letterlijk. Ik pak de wijnkoeler en graai er een klein beetje zus uit. Ik stap uit de auto en loop in een rustig tempo achter Hans aan. Niet teveel opvallen nu en het juiste moment afwachten. Ik begin voorzichtig wat sneller te lopen en na een tijdje loop ik vlak achter hem. Net op dat moment komt er weer zo’n rare windvlaag opzetten. Ik voer snel het tempo op en terwijl ik Hans inhaal gooi ik het kleine beetje as tegen de wind in. Ik hoop dat ik hem in ieder geval een beetje geraakt heb. Dan hoor ik hem niezen. Gelukt! ‘Gezondheid,’ zeg ik automatisch. ‘Dank je,’ hoor ik nog net, terwijl ik snel doorloop en de eerste zijstraat in schiet. Nog een klein stukje. Ik kijk achterom. Geen Hans. Ik blijf staan en schiet in de lach. Het was misschien niet helemaal wat Sarah in gedachten had, maar ik begrijp dan ook niet zo goed wat ze met deze missie wilde bereiken. Ik schud mijn hoofd en loop terug naar de auto, naar de rest van mijn zus en de enveloppen.

Het is koud in het Fiatje als ik weer instap. Ik draai het sleuteltje om en zet de verwarming even aan. Aan het spiegeltje hangt een lelijk, roze beertje. ‘Zo hoef je nooit alleen te rijden,’ had Sarah gezegd terwijl ze het mormeltje met zichtbaar plezier bevestigde. Ik vond alleen rijden niet zo erg. Sarah had geloof ik nooit alleen in een auto gezeten. Als er al iets is na de dood dan hoop ik dat iemand haar heeft opgewacht, want in haar eentje zou ze de weg nooit gevonden hebben. Ik pak de volgende envelop van het stapeltje.

Lief zusje,
Nu is het tijd voor ons. Rij naar het meertje waar we in de zomer altijd naartoe gingen. Als je daar bent mag je de volgende envelop openmaken. Rij voorzichtig!


Rij voorzichtig. Gek mens. Het meertje is een paar minuten hier vandaag en de weg ernaartoe heeft een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Ik denk dat het wel gaat lukken, zus. Sarah was altijd een stuk voorzichtiger dan ik. Ze was ook de lijm die ons gezin altijd bij elkaar hield, zelfs als we daar even geen behoefte aan hadden. Ik was meestal degene die niet wilde blijven plakken. Degene die soms liever een middag alleen in het gras lag om naar de wolken te staren. Maar mijn jeugd was fijn en gelukkig, ook als ik even niet bleef plakken. Toen ik een jaar geleden naar een therapeut ging, in de hoop erachter te komen waarom ik me nergens vol overgave in kon storten, vroeg hij me om ons gezin te tekenen in een dagelijkse situatie uit mijn jeugd. Ik tekende ons gezin aan de keukentafel. De therapeut bekeek de tekening aandachtig en merkte op dat ik alleen mezelf voeten had gegeven. En iedereen keek naar elkaar, maar ik keek weg van de tafel. Ja logisch, dat leek me voornamelijk een kwestie van een gebrek aan tekentalent. Ik teken zoals een kleuter tekent, iedereen met het gezicht naar voren en niemand heeft heupen of een taille. Ik denk dat die therapeut die oefening net geleerd had, want ik werd afgescheept met een regressie naar het moment van mijn conceptie en de vraag wat mijn ouders op dat moment voelden en dachten. Echt, ik probeerde iets te voelen, maar ik voelde helemaal niets. Eigenlijk wilde ik me ook helemaal niet bezighouden met wat mijn ouders dachten tijdens de seks. Ik ben er nooit achter gekomen wat nou eigenlijk de bedoeling was van die sessie. Daarna heeft hij het nooit meer over mijn jeugd gehad.

Het is stil bij het meertje. In de zomer is het halve dorp hier te vinden, maar vandaag is het enige geluid de wind die de laatste bladeren van de bomen rukt. Als kinderen kwamen we hier al, soms met onze ouders, soms met opa en oma. Later, als tieners, kwamen we met vriendinnen en giechelden om de bleke spillebenen van de jongens uit onze klas. Of we bewonderden de mooiere exemplaren, al waren die een stuk dunner gezaaid. Ik haal de volgende envelop uit mijn jaszak.

Hee lieve zus,
Zit je op de plek waar we vroeger altijd op onze handdoekjes lagen, bij die grote eikenboom? Jij wilde altijd in de schaduw en ik in de zon, dus schoven we om het half uur een stukje op. Maar de beste herinneringen aan dit meertje zijn die van de allereerste jaren dat we hier kwamen. Samen met de andere kinderen uit de buurt speelden we hele sprookjes na. Wat was ik blij als we weer bruiloftje speelden en ik opnieuw met Mark uit mijn klas mocht trouwen.


Ja, die bruiloften. Sarah was altijd de bruid, ik het bruidsmeisje. Of soms de misdienaar, als er teveel meisjes waren. Als we Sneeuwwitje speelden was zij de prinses en ik die dwerg met de grote oren. Zij had altijd de hoofdrol, ik een bijrol. Zelfs toen ik ouder werd en geen toneelstukjes meer speelde, kreeg ik de ene bijrol na de andere. In relaties was de ander altijd degene die grootser en meeslepender leefde, die grotere problemen had dan ik. Ik was degene die ‘sorry’ zei als ik even niet in dat grootse leven paste. Hij de hoofdrol, ik een bijrol. Ik vraag me af of dit iets is wat die therapeut volledig gemist heeft. Of mijn leven vol bijrollen een gevolg is van de casting die mijn zus verzorgde voor alle toneelstukjes die we vroeger speelden. Zij de prinses, ik de dwerg. Zij de bruid, ik de misdienaar. En dan vraag ik me af of het niet te makkelijk is om de schuld af te schuiven op mijn dode zus. Ik heb immers nooit auditie gedaan voor de hoofdrol en accepteerde altijd gelaten de bijrollen die ik toegewezen kreeg.

Ik heb lang nagedacht over de beste plek voor mijn as en uiteindelijk was de keuze niet zo moeilijk. Hier, bij dit meertje, liggen de meeste mooie herinneringen. Natuurlijk aan alle zomers die ik hier met jou heb doorgebracht, maar ook Jaap zal hier blijven komen met de kinderen. Zo zal ik toch nog een beetje deel uitmaken van hun eigen herinneringen aan de zomers die ze hier nog zullen doorbrengen. Ik wil graag dat je een klein beetje as bewaart en de rest hier uitstrooit, liefst uit de schaduw en in het volle zonlicht. Dank je wel, mijn lieve zusje...

Het is tijd om mijn zus voor de laatste keer in de schijnwerpers te zetten. De zon schijnt door de bijna kale bomen als ik de as van Sarah verstrooi op de plaats waar jaren geleden onze handdoekjes lagen. Nu ik hier alleen sta met deze vreemde wijnkoeler in mijn handen, voelt het even alsof ik de hoofdrol heb. Bij de crematie was er het verdriet van mijn ouders, het onbegrip van mijn neefje en nichtje, de radeloosheid van Jaap. Dit moment is helemaal van mij. Van mij en Sarah. Ik glimlach terwijl ik kijk hoe de wind een laatste beetje as met zich meeneemt en merk niet eens dat een paar dikke tranen hun weg zoeken naar mijn kin. Ik loop naar de grote eikenboom en laat me daar langzaam naar beneden zakken tot ik met mijn rug tegen de ruwe schors zit. Ik zie dat er tranen op mijn broek vallen en blijf zitten tot de laatste traan gevallen is.

Terug in mijn Fiatje zet ik voorzichtig het laatste beetje zus op de stoel naast me. Er wacht me nog een laatste bestemming. Nog een laatste ritje met Sarah. Ik pak de bovenste van de twee enveloppen die over zijn.

Mijn liefste zusje,
Nu je het stof dat ooit mijn lijf was naar het meertje hebt gebracht, blijft er nog een laatste missie over. Ga om vijf uur naar het café waar we allebei ons eerste biertje dronken. Neem het laatste beetje as mee voor een afscheidsdrankje met je zus en vergeet de laatste envelop niet. Proost!


Grappig dat Sarah deze tocht wil afsluiten met een laatste drankje. Het klinkt bijna gezellig. Ik draai het sleuteltje om, zet de radio aan en rijd terug naar de kerk. Ik parkeer op hetzelfde plekje als vanochtend en loop naar het café. Door het raam zie ik dat het er niet erg druk is. Ik trek de zware deur open en loop naar binnen. Aan de bar zie ik een bekende rug. Jaap. Het verbaast me niet direct dat ik hem hier aantref. Het is tenslotte de dag waarop ik de helft van zijn vrouw heb verstrooid. Toch aarzel ik even bij de deur. Ik wil vandaag niet meer praten, met niemand. Dan kijkt Jaap plotseling om. Te laat. Ik loop naar hem toe en zie nu dat hij gehuild heeft. ‘Hee Sofie, goed dat je er bent. Sarah vroeg me om je hier vandaag te ontmoeten. Hoe was je dag?’ Zijn stem klinkt een beetje schor. ‘Tsja, hoe was mijn dag? Vreemd en verdrietig maar ook goed. En ik heb eigenlijk ook wel gelachen.’ Jaap glimlacht een beetje en gebaart naar de kruk naast hem. ‘Ga zitten, wat wil je drinken?’ Ik vraag om een biertje en zet de wijnkoeler met het laatste beetje as naast me op de bar. Jaap bestelt en terwijl hij wacht, zie ik dat hij een paar keer onrustig naar de deur kijkt, alsof hij weg wil. Hij lijkt te schrikken als de barman de glazen voor hem neerzet. ‘Op Saar,’ zeg ik, terwijl ik mijn glas voorzichtig tegen de koker tik. Jaap lacht. ‘Sarah had altijd een smoes als het haar beurt was om een rondje te betalen. Sommige dingen veranderen nooit. Al heeft ze nu wel een heel goede smoes bedacht!’ Ik schiet in de lach. De deur van het café gaat open. Jaap stopt met lachen en ik zie dat zijn gezicht plotseling van kleur verschiet. Ik kijk om en zie een bekende, slungelige man richting de bar lopen. Hans? Vragend kijk ik naar Jaap, die zich duidelijk niet op zijn gemak voelt. Hans loopt op ons af en steekt zijn hand naar me uit. ‘Hoi Sofie, fijn om je te zien,’ zegt hij, terwijl hij mijn hand vastpakt en deze net iets te lang vasthoudt. Weer kijk ik naar Jaap, die er nu zo ongemakkelijk uitziet dat ik me plotseling voel alsof ik opnieuw te horen ga krijgen dat mijn zus doodgaat. Wie gaat me vertellen wat hier aan de hand is? Dan legt Jaap een hand op mijn schouder. ‘Sarah wilde het je zelf vertellen. Het staat in de laatste envelop.’ Dan richt hij zich tot Hans. ‘Kom, dan gaan we even aan dat tafeltje zitten.’ Hij knikt me bemoedigend toe en loopt met Hans naar een tafeltje bij het raam. Ik open de laatste envelop.

Lieve Sofie,
Tijd voor de losse eindjes. Weet je nog dat we dat filmpje zagen van die voetballers en dat we moesten tellen hoe vaak ze de bal overspeelden? Dus wij als een gek tellen en tot onze verrassing bleek dat we allebei goed geteld hadden. Toen kwam die diepe stem aan het eind van het filmpje: ‘Maar zag je ook die roze olifant in een tutu door het scherm dansen?’ Natuurlijk hadden we die gemist, want we hadden het te druk met tellen. We keken het filmpje nog een keer en konden niet geloven dat we die olifant niet gezien hadden.


‘Ruim je dat zelf ook op?’ hoor ik de barman enigszins geïrriteerd vragen. Ik kijk naar de bar en zie een bergje snippers dat zojuist nog een bierviltje was. Ik knik afwezig. Hoewel ik verder wil lezen, bekruipt me het gevoel dat ik helemaal niet wil weten wat Sarah me nu gaat vertellen. Ik kijk achterom en zie nog net dat Jaap zijn hoofd snel van me wegdraait.

Het begon allemaal met die schoolreünie waar we begin vorig jaar naartoe gingen. Ik had Jaap verteld over wat mensen uit die tijd, waaronder Hans. Hij wist dat Hans mijn eerste liefde was en het idee dat hij hem zou gaan ontmoeten vond hij eigenlijk wel grappig. ‘Ik heb je toch gewonnen,’ grapte hij in de auto ernaartoe. Hij voelde zich dan ook niet ongemakkelijk toen ik hem een tijdje later voorstelde aan Hans. Ze waren al snel in een gesprek verwikkeld over een boek dat ze allebei gelezen hadden en ik vermaakte me intussen met mijn oude schoolvriendinnen. Ik zag Jaap aan het eind van de avond pas weer en hij verzekerde me dat hij het heel leuk had gevonden om Hans te ontmoeten en dat het helemaal niet erg was dat ik het te druk voor hem had gehad.

Had Sarah misschien een affaire met Hans? Nee, dat kan het niet zijn. Daar was ze het type niet voor.

Hans was de roze olifant in het filmpje van ons huwelijk.

Dus toch! Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen. Zelfs nu ze een potje as is kan ze me nog boos krijgen. Ik dwing mezelf om verder te lezen. Misschien heeft ze nog een goed excuus.

Vlak na die reünie sloot Jaap zich aan bij een tennisclub. Hij kocht een mooi nieuw racket en sportkleding en twee keer per week had hij les. Jaap had al een half jaar tennisles, toen ik begon te vermoeden dat er iets niet klopte. Het racket had nog steeds geen krasje en ook zijn tennisschoenen waren nog veel te wit. Alsof hij betrapt wilde worden. Toen ik hem ernaar vroeg vertelde hij meteen wat er aan de hand was. Hij en Hans waren verliefd. De tennislessen waren een excuus geweest om de avonden met Hans door te brengen.

Wat?! Ik schiet overeind en raak met mijn arm de wijnkoeler die met een oorverdovend lawaai op de stenen vloer terecht komt. Het laatste beetje Sarah ligt nu naast mijn kruk. De barman komt al achter de bar vandaag met een bezem. ‘Nee,’ roep ik, terwijl ik opspring en me op mijn knieën laat vallen. ‘Dat is mijn zus! Die kun je niet zomaar opvegen!’ Als ik met twee bierviltjes mijn zus terug in de koker probeer te krijgen, voel ik een hand op mijn schouder. Jaap knielt naast me neer. Ik schud zijn hand weg. ‘Niet nu Jaap!’ Jaap kijkt me bezorgd aan. ‘Goed, Sofie,’ zegt hij zacht, ‘het spijt me.’ Hij loopt terug richting het tafeltje, waar Hans liefdevol een hand op zijn arm legt. ‘Laat haar maar even,’ hoor ik hem zeggen. Inderdaad, laat mij maar even. Nu eerst Sarah. Jaap en zijn nieuwe vriendje moeten maar even wachten. Met een papieren zakdoekje veeg ik het laatste beetje as op en gooi het met zakdoek en al in de koker. Ik ga zitten, klem mijn zus stevig onder mijn arm en lees verder.

De dag na deze onthulling had ik een afspraak bij de arts die me vertelde dat mijn dagen geteld waren. Daar zat ik dan; bedrogen en opgegeven. Die avond verbrandde ik alle tennisspullen in de tuin en gooide ik ons trouwalbum erachteraan. Daarna volgden de modelvliegtuigjes waar Jaap zo hard aan gewerkt had. Toen ik vond dat ik genoeg verbrand en kapot gesmeten had, konden we praten en we besloten vrij snel om de tijd die me nog restte samen met de kinderen zo goed mogelijk door te brengen. Om geen onnodige onrust te veroorzaken, vertelden we jullie niets.

Ik kan het nog niet helemaal bevatten. Mijn zus kreeg de ultieme bijrol, die van de bedrogen vrouw, en werd daarna weer net zo hard teruggeduwd in de hoofdrol door haar ziekte. Ik dacht dat ik een laatste biertje met haar kwam drinken. In plaats daarvan zit ik hier nu een paar meter verwijderd van haar weduwnaar en zijn nieuwe vriend.

Je vraagt je misschien af waarom ik je eerst naar het huis van Hans stuurde. Hans wist hier niets van. Eerlijk gezegd was dat een kleine wraakactie. Ik zei dat ik altijd een beetje bij hem wilde zijn. Dat was geen jeugdsentiment, maar mijn manier om hem eraan te herinneren dat Jaap eerst van mij was. Een laatste sneer. Dat recht heb ik denk ik wel. Bovendien was ik benieuwd wat je zou bedenken om dit voor elkaar te krijgen, al weet ik dat ik je briljante plan waarschijnlijk niet meer zal zien. Een laatste advies: als je ooit denkt dat je de perfecte liefde gevonden hebt, maak dan dat je wegkomt! Jij dacht dat ik altijd de perfecte liefdes had en intussen vond je zelf echte, imperfecte liefde. Ik hoop dat je het laatste beetje as mee naar huis wil nemen, zodat ik ook altijd een beetje bij jou kan zijn. Ik hou van je,
Sarah


Echte, imperfecte liefde. Bedoelt ze Joost? Is Joost het hoogst haalbare? Mijn gedachten worden verstoord door het geluid van mijn mobieltje. Op het scherm staat ‘thuis’ en even heb ik geen idee waar het telefoontje vandaan komt. Ik druk op ‘negeren’ en drink mijn glas leeg. Ik zou nu naar Jaap en Hans toe kunnen lopen, maar ik geloof dat deze missie wel volbracht is. Ik sta op en loop zonder om te kijken naar de deur. Morgen ga ik weer terug naar mijn leven. Mijn roze olifant. Morgen. Vandaag hoef ik nog geen beslissingen te nemen.

maandag 13 december 2010

Wineke Perrels

Korte Verhalen I (Het Koorenhuis, september-december 2010)

Del

De stilte is onaangenaam. Dan wen je eraan. En dan is het weer tijd om iets te zeggen. ‘Het blijft maar regenen hè?’ zeg ik. Verdorie, het weer, dat had ik al gehad. Onze knieën raken elkaar bijna. Deze kamer is de poppenhuisuitvoering van oma’s vroegere arbeidershuisje. Oma antwoordt: ‘Jaha, die Anne is eigenlijk best wel een del.’ Ik lach, want in ieder geval kent ze mijn naam nog.